Wat is dat toch met Texel? Als ik in de trein naar Den Helder stap ben ik moe, als ik op de boot zit word ik vrolijk en als ik in de haven op de fiets stap voel ik zilte energie binnenstromen. Ik ga naar mijn vaste stekkie, zet tafel en stoelen zo dat ik door de openslaande deuren in de verte kan staren, doe mijn wandelschoenen aan, pak mijn verrekijker en loop. Langs de Grie en Den Hoorn naar de Horsmeertjes, over de Hors, het Noordzeestrand en door de duinen terug. Of omgekeerd, dat hangt van de wind af. Elke keer anders. ’s Avonds installeer ik me met een fris hoofd aan de tafel. Ik ga aan de gang met flarden gedicht die aan kwamen waaien. Of ik pak een probeersel dat thuis maar niet tot het gedicht wil leiden dat ik voor ogen heb. Ik zie de zon ondergaan. In de boerderij aan de overkant zie ik de lichten aangaan. Ik vraag me af wie daar toch wonen maar doe nooit iets om daar achter te komen. Gordijnen open, anders zie ik het donker niet. Hoeveel gedichten er zo ontstaan zijn? Ik weet het echt niet; voor mij tellen alleen die heerlijke dagen. Na een vlekkeloos winters weekend schreef ik een gedicht in het gastenboek. Nu ik het herlees, merk ik dat er eindeloos veel antwoorden zijn op de vraag wat het toch is met Texel en mij.