Mijn kop zit op slot. Zelfs het lezen van een boek waar ik al maanden zin in heb –Twee wegen, van Per Petterson- krijg ik niet voor elkaar. Mijn oververmoeid hoofd kan zich niet goed concentreren. Ik pak het boek wel, maar het pakt mij niet. ‘Neem een leuk boek dat je goed kent en herlees dat’, zo werd mij geadviseerd om de grijze massa weer op gang te krijgen. Zo liet ik mijn ogen glijden langs de kleurrijke en ietwat verbleekte ruggen in mijn boekenkast. Veel goede boeken, maar opvallend vaak gaan zij over menselijk leed of zijn zij eraan ontsproten. Stevige kost, niet zo geschikt om er weer in te komen. Bij Remco Campert bleef ik hangen. Diepte en eenvoud ineen, heldere taal, geen dikke pillen, maar wel verhaallijnen die de moeite waard zijn. Zo kwam ik van Een liefde in Parijs, via Het satijnen hart in Hôtel de Nord terecht. Wat een verademing.

Nu de schrijfkramp nog weg zien te krijgen. Normaal borrelen woorden en zinnen vanzelf op. Zeker als ik aan de wandel ben. Het schrijven van een gedicht is dan een heerlijk terugtrekken in een niemandsland waar poëzie de voertaal is. Nu zijn de ideeën er wel, maar het scherm blijft leeg. Er valt niks te schrijven, er valt alleen te staren. Veel verder dan deze vier regels ben ik de afgelopen tijd niet gekomen:

Schrijversblok

Volzinnen smoren in los zand,
hoe stapsgewijs ik ook probeer,
goed lopend krijg ik geen verband;
hoe luidde regel één ook weer?

Voor zover ik weet staat een schrijversblok niet als aandoening te boek. Zelfs niet in de nieuwe DSM-5 waar gewone zaken als liefdesverdriet en rouw wel een plaatsje in de lijst van stoornissen kregen. Het zal dus wel vanzelf overgaan. In de tijd dat ik dikke onderzoeksrapporten schreef, had ik een manier gevonden om door de faalangst heen te komen. Ik begon met de noten en de literatuurlijst en daarna pas aan het echte werk. Daar moest ik aan denken toen ik een interview met Remco Campert in Trouw las. Joost van Velzen vraagt hem naar de verklaring voor een schrijversblok dat Campert in de jaren zeventig had. Campert: Het was een schrijversblok dat ik nooit heb geanalyseerd. Ik heb dat toen opgelost door een tijdje als redacteur bij de Bezige Bij te werken. Verder heb ik het maar zo gelaten. (…) Ik heb ook nooit in angst geleefd voor weer een blok. Soms is het gewoon even op, dat zal het wel geweest zijn.
Het is gewoon een tijdje op. Dat zal het zijn. Met dank aan Remco Campert ga ik gewoon door met het (her)lezen van eigen en andermans gedichten, geniet ik van een voordracht en schrijf zo nu en dan een blog. Verder zal ik het maar zo laten.