Vanmorgen heb ik het weer gedaan. Terwijl ik onderweg was, moest ik steeds aan dat meisje denken. Anne, ze volgde me bij elke stap. Ik dacht aan hoe ik als klein kind met mijn moeder door het bos liep. Op zoek naar veren en apetrots als ik zo’n kleine blauwe van de Vlaamse Gaai vond. Tot we opeens niet meer gingen. Er stond in de krant dat er een vrouw was lastiggevallen in dat bos. Het was uit met de pret. Ik moest vooral niet met vreemde mannen meegaan als die me aanspraken op weg naar school. Dat deden ze gelukkig niet.
Ik ben nog altijd graag buiten en in het bos. Twaalf jaar geleden had ik er genoeg van om van gezelschap af te laten hangen of ik wel of niet aan de wandel kon. Het wordt tijd om de angst van mijn moeder kwijt te raken, dacht ik, en kocht een treinkaartje naar Oosterbeek. Vanaf daar wandelde ik dwars over de Veluwe naar Lunteren, een dagtrip, alleen. Het eerste uur keek ik steeds of er niemand aankwam, later liep ik vrij als een vogeltje. Er kunnen roofvogels zijn, maar moet je dan maar niet gaan vliegen?
En toen werd Anne Faber vermist. Een vrouw die zich door de regen niet liet weerhouden en lekker naar buiten ging in een gebied waar ook ik veel geweest ben. ‘Ik moest steeds aan jou denken’, zei een lieve vriendin, ‘loop je nog steeds alleen door het bos?’ ‘Ik zou het niet durven’, zei een ander.
Eerlijk gezegd, ik ben een tijdje thuisgebleven. Ook bij mij gingen de gebeurtenissen onder de huid zitten. De waarschuwingen van mijn moeder doemden weer op. Cirkels in mijn hoofd: zou ik dan toch maar niet? Ik dacht aan die ene vriendin die verkracht is in het bos en daar na jaren nog de gevolgen van ondervindt. Ik dacht aan heel veel andere bekenden die het thuis niet veilig hadden of hebben. Niet in het bos of op een filmset, maar achter de voordeur vindt het meeste geweld plaats. Dan maar niet samenwonen?
Vanmorgen ben ik er weer op uit getrokken. Eerst maar eens een wandeling over bekend terrein. Ik stapte en stapte, dacht wat ik hiervoor schreef en zag één mannetje: een goudvink in een boompje op de hei.
NA ANNE
Bij elke stap denk ik wat er
mis zou kunnen gaan als achter
die boom of na de bocht een man
het verkeerde pad is opgegaan.
Zij liet zich toen niet weerhouden
door de regen of de bomen,
door alleen zijn. Wat zou zij hebben
gedaan als ze was ontkomen?
Toch weer, nooit meer? Wat zal ik doen
of laten? Haar met angst gedenken?
Nee.
Ik neem haar mee, ik schud hem af.
©2017, Fiet van Beek